reflecties voor innerlijke vrede
Liefde is de brug tussen jou en al het andere, zegt een citaat van Rumi. Het herinnert ons eraan, dat de enige manier om ons verbonden te voelen met de wereld en de mensen om ons heen, onze eigen liefde is. De liefde die we zijn, die ieders essentie is, en die zich alleen maar kan uitbreiden. Die liefde is de brug. Zodra we onze eigen kern van liefde of die van een ander vergeten, maken we van die brug een ophaalbrug. Die hijsen we dan op en dan wanen we ons ‘veilig’ in ons ego-kasteeltje, omgeven door een slotgracht vol met onze oordelen, [die we] niet in twijfel trekken, ook al [zijn] ze niet waar (TdlII.1.2:1). We halen opgelucht adem dat wij ons hebben afgescheiden, niets met die ander(en) te maken hebben en niet zo zijn als zíj. We voelen ons gerechtvaardigd om geïrriteerd, boos of gekwetst te zijn en we houden ons bezig met het bijvoeren van onze oordelen. Die moeten in leven blijven, om iedereen op afstand te houden én om jouzelf bezig te houden, om op die manier te voorkomen dat jij bij jezelf naar binnen gaat kijken en daar op de waarheid zou stuiten. Het doel van het ego is dus jou er dus voortdurend van te overtuigen dat het gevaarlijk is daarbuiten zodát jij die ophaalbrug omhoog houdt. Dat is het enige doel van het ego (de afscheiding in stand houden) en dat doel jaagt hij ‘in koortsachtige actie’ na. Onze boosheid en verongelijktheid geeft ons een schijn-kracht die ons een schijn-veiligheid biedt. De prijs die we betalen is dat we ons diep van binnen angstig, onverbonden, laf, schuldig en slecht voelen. Eigenlijk heel ónveilig dus. We proberen dit vooral niet te zien, en blijven ons in plaats daarvan focussen op de vermeende slechtheid in de ander. Wie niet wil vergeven, móet wel oordelen, want hij moet zijn onvermogen om te vergeven rechtvaardigen. (WdlII.1.4:4) Als we dit zat zijn, kunnen we opnieuw kiezen. We kunnen de bereidwilligheid opbrengen om onszelf eraan te herinneren dat een ieders essentie liefde is. Dat er zich buiten jouw slotgracht louter broeders bevinden, die hun liefde aan je tonen, óf een beroep doen op jouw liefde(volle blik). Als we die waarheid zien kunnen de oordelen gewoon hun rondjes zwemmen. Ze hoeven niet bijgevoerd te worden, je hebt ze niet nodig. Je kijkt alleen maar. Vergeving is stil en doet in alle rust niets.(..) Ze kijkt alleen, en wacht, en oordeelt niet. (WdlII.1.4:1-3) En door deze vergeving zal jouw open hart jou vanzelf (...) tonen wat jou te doen staat, via Hem die je Gids is, je Verlosser en je Beschermer (WdlII.1.5:1). Je zegt ‘ja’ tegen het leven, ‘ja’ tegen je broeders en ‘ja’ tegen jezelf, en je laat je denkbeeldige brug naar beneden. Ook dan hoeven we niet bij de ander op de koffie te gaan. Je kunt ‘ja’ zeggen tegen de ander, en een onschuldig ‘nee’ tegen samen koffie drinken omdat je voorkeur anders is. Je hárt kan daarbij echter gewoon open blijven, je ophaalbrug naar beneden. Voel je vrij want dat ben je. Hij wil alleen dat jij jouw wil leert kennen en die volgt, niet in de geest van offering of onderwerping, maar in de blijmoedigheid van de vrijheid. (T11.VI.5:8) ***************
Dit stukje verscheen eerder in verkorte vorm en zonder de Cursuscitaten- op instagram. Dagelijks wordt daar een principe van Attitudinal Healing of passend citaat gepost, al dan niet met toelichting. |
|
© 2024 Monique Zomer | www.vanharttothart.org